Het gemeentehuis van Nuth tussen 1795 en 1976
HET GEMEENTEHUIS VAN NUTH VAN 1 OKTOBER 1795 TOT 4 JUNI 1976
(geschreven door toenmalig gemeentesecretaris P. Pötgens)
Op 1 oktober 1795 werd Nuth als onderdeel van het departement van de
Nedermaas bij de Franse republiek ingelijfd. Op dat moment hield tevens de
vanuit kasteel Reijmersbeek bestuurde heerlijkheid Nuth op te bestaan en deed
de gemeente Nuth haar intrede.
De nieuw benoemde gemeenteraad vond onderdak in een vertrek van het
schoolhuis, tevens kosterhuis en kapelanie, welk gebouw zich bevond op het oude
kerkhof naast de ingang van de parochiekerk. Het huis verkeerde in 1822 in zo’n
slechte toestand, dat het in dat jaar door de gemeente voor een bedrag van f.
658,-- goeddeels herbouwd werd. Van dat ogenblik af matigde de gemeente zich
het recht aan het gebouw als haar eigendom te beschouwen, hetgeen door het
kerkbestuur uiteraard niet aanvaard werd. Deze eigendomstwist heeft, nu eens
sluimerend dan weer fel oplaaien, meer dan vijftig jaren geduurd. In de
raadsvergadering van 31 mei 1877 werd met vier tegen drie stemmen besloten de
strijdbijl te begraven en het omstreden gebouw aan het kerkbestuur te
“schenken”.
Verstoken van zijn “gemeentehuis” zag de gemeenteraad zich sedertdien
gedwongen zijn vergaderingen te houden in een vertrek van het café van de heer
Harst aan de kerk. Toen in 1894 de nieuwe openbare school aan de Nuinhofstraat
tot stand kwam, kon het gemeentebestuur bezit nemen van de uit 1852 daterende
oude school aan de “Kerkgats”. Gedurende meer dan tachtig jaren heeft deze oude
school tot gemeentehuis gediend. Een uitbreiding in 1918 voorzag het gebouw van
een verdieping, terwijl in 1941 de archiefbewaarplaats annex brandweergarage
werd aangebouwd. Ingesloten tussen andere bebouwingen was het huis voor geen
verdere uitbreiding meer vatbaar, hetgeen ertoe leidde, dat de gemeenteraad op
23 oktober 1956 reeds bepaalde, dat de bouw van een nieuw gemeentehuis
noodzakelijk was.
Een in 1963 opgemaakt plan kon qua opzet en kosten geen genade vinden in de
ogen van het provinciaal bestuur. Een aan de eisen van de hogere overheden
aangepast plan uit 1966 verhuisde naar de ijskast, toen in dat jaar de
ministers van binnenlandse zaken en van financiën besloten de gemeenten op
generlei wijze tegemoet te komen in de kosten van de ten gevolge van de
poolwinter 1962-1963 geleden opdooi-schade aan de wegen. Als zwaarst getroffen
gemeente in Limburg mocht Nuth de last van de opdooi-schade van f. 624.000,--
alleen opvangen.
In de jaren 1970 tot en met 1973 zijn pogingen ondernomen om kantoorruimte
in de particuliere sector te huren, waarbij o.a. het voormalige bejaardentehuis
“Huize Maria” in het geding is geweest. Toen ook deze ondernemingen op niets
uitliepen, besloot de gemeenteraad op 11 november 1974 de nieuwbouw zelf ter
hand te nemen en het Deweverplein als bouwplaats aan te wijzen. Het in het
begin van 1975 gereed gekomen bouwplan, mede omvattende een Groene Kruisgebouw,
werd op provinciaal niveau gunstig onthaald, zodat na het beschikbaarstellen
van de nodige gelden door de gemeenteraad op 24 maart 1975 in juni 1975 met de
bouw een aanvang kon worden gemaakt.
Een bescheiden doch zeer gewaardeerd subsidie van hogerhand en een sedert
1964 van gemeentewege opgebouwd speciaal reservefonds maken het Nuth nu en in
de toekomst mogelijk om de lasten, voortvloeiende uit de bijna twee miljoen
gulden belopende stichtingskosten, te dragen.
Nuth, juni 1976.
De gemeentesecretaris,
P. Pötgens.
Reacties
Een reactie posten